Wanneer kinderen scheelzien, spreken ouders vaak op bagatelliserende wijze over een lui oog. Het gaat hier echter niet enkel om een klein schoonheidsfoutje, maar om een ernstige stoornis die tot een visuele handicap kan leiden. In geval van scheelzien wijkt de kijkrichting van één of van beide ogen af van de parallelle stand. In medische termen wordt deze vorm van oogafwijking strabisme genoemd. Ongeveer drie tot vijf procent van alle mensen heeft daarmee te maken. Wanneer scheelzien tijdens de kinderjaren optreedt en onbehandeld blijft, ontstaat in ca. 80 tot 90 procent van alle gevallen een verminderd zicht. Dan kan een visuele stoornis, zoals de spontane waarneming van dubbele beelden en een blijvende gezichtszwakte, een grote belemmering gaan vormen voor het getroffen kind.
In de eerste weken na de geboorte is incidenteel scheelzien niets ongewoons en relatief ongevaarlijk. In de eerste levensfase zijn de hersenen niet in staat om de ogen voldoende te coördineren, zodat er af en toe een afwijkende stand mogelijk is. Wanneer een dergelijke verschillende oogstand later optreedt, kan dat duiden op begeleidend scheelzien. Als het scheelzien bij het kind blijvend is en vooral na de derde levensmaand voortduurt, moeten de ouders een oogarts of een orthoptist raadplegen om zo nodig een behandeling van scheelzien te starten.
Scheelzien kan allerlei oorzaken hebben. Scheelzien bij kinderen kan onder andere worden veroorzaakt door een stoornis in de oogspierbalans of een gebrekkige coördinatie, waardoor het oog afwijkt van de parallelle kijkrichting. Aangenomen wordt dat erfelijke componenten hierbij een rol spelen. Scheelzien kan ook worden veroorzaakt door gebrekkig gezichtsvermogen als gevolg van brekingsfouten, zoals verziendheid.
De afwijkende stand is vooral goed zichtbaar wanneer de blik op een voorwerp wordt gericht. Bij loensende kinderen wijkt de richting van de zichtassen in dat geval van elkaar af. De scheelzienshoek kan naar boven, naar rechts, naar links en naar beneden lopen. Een erg vaak voorkomende vorm is het inwaarts scheelzien, waarbij één of beide ogen naar binnen zijn gericht.
Elk van de beide ogen neemt het gebodene zelfstandig waar. Normaal gesproken wijken de twee waargenomen beelden slechts licht van elkaar af en worden ze in de hersenen samengevoegd tot één beeld. Bij loensende kinderen worden echter twee dermate verschillende visuele waarnemingen op de hersenen overgebracht dat ze niet meer tot één beeld kunnen worden gecombineerd - dit leidt tot dubbele beelden. De kinderhersenen kunnen zich echter nog steeds tegen deze dubbele beelden beschermen door een van de twee verschillende beelden simpelweg te onderdrukken. De hersenen negeren dus de waarneming van het loensende oog en gebruiken alleen nog het visuele beeld van het andere oog. Het zwakkere oog wordt steeds zwakker en kan, als het onbehandeld blijft, een blijvend verminderd zicht houden. Slechtziendheid zicht wordt ook wel aangeduid met amblyopie en duidt op de blijvende afname van de gezichtsscherpte in een verder gezond oog, ondanks correctie door een bril.
Strabisme kan in verschillende vormen optreden. Als het scheelzien blijvend is, wordt gesproken van manifest scheelzien. Ook in dit geval zijn er weer verschillende soorten. Bij kinderen komt begeleidend scheelzien als manifeste vorm het meest frequent voor. Hierbij blijft de gelijke scheelzienshoek in alle kijkrichtingen bestaan. Wanneer er geen behandeling volgt, leidt dit meestal tot een verminderd zicht. Een specifieke vorm is microstrabisme, waarbij de hoek van scheelzien dermate klein is dat die niet opvalt. Omdat deze vorm meestal laat wordt ontdekt, heeft zich ten tijde van de diagnose bij het kind vaak al amblyopie ontwikkeld.
Scheelzien door verlamming heeft andere oorzaken en komt vaker voor bij volwassenen. De ontstaansmechanismen liggen in dit geval bij een verlamming van de oogspieren als gevolg van letsels, ziektes of ontstekingen. Naast de manifeste vorm is er ook nog het veel voorkomende latente scheelzien, ook wel heteroforie genoemd, dat slechts in fasen optreedt en meestal kan worden gecompenseerd. Volgens schattingen heeft ongeveer 70 tot 80% van alle personen een heteroforie die in de meeste gevallen niet tot klachten leidt. Bij fixatie op een voorwerp kan de parallelle stand van de ogen worden gehandhaafd. De afwijkende stand doet zich alleen voor bij bepaalde druk, bijvoorbeeld bij vermoeidheid en stress of bij alcoholgebruik. Het vermogen om de visuele beelden samen te voegen, neemt dan af.
Als een kind blijvend loenst of als de ogen van het kind al blijvend zijn aangetast, wordt een behandeling door een oogarts of in de orthoptie noodzakelijk. Het is raadzaam om daar tijdig mee te beginnen. Tot het 6e levensjaar van een kind zijn de kansen op herstel nog steeds erg goed. Scheelzien wordt vaak behandeld met occlusietherapie. Hierbij wordt een oogpleister in fasen op het gezichtsorgaan geplakt dat niet loenst of geen verminderd zicht heeft. Hierdoor wordt het zwakkere, loensende oog getraind. De pleister wordt met tussenpozen, die door de oogarts of orthoptist worden vastgesteld, op het oog gedragen.
Bij het gebruik van oogpleisters van het merk ORTOPAD® is een hoge productkwaliteit en huidvriendelijkheid gewaarborgd. De grote verscheidenheid aan motieven spoort kinderen bovendien aan om de oogpleisters te dragen. Naast het gebruik van pleisters van de firma Trusetal Verbandstoffwerk GmbH zijn er nog andere behandelmethodes. In het dagelijks leven kan een bril leiden tot een betere gezichtsscherpte om een bestaand beperkt gezichtsvermogen te compenseren en de hersenen in staat te stellen een helder beeld te zien. Op die manier worden vooral brekingsfouten gecorrigeerd. Een operatie voor scheelzien wordt minder vaak uitgevoerd en is alleen nodig als bijvoorbeeld de scheelzienshoek erg groot is of als er na de behandeling een scheelzienshoek overblijft.